Nu de vorstperiode voorbij is, kun je goed zien wat er gebeurt als kleigrond bevriest. Het water dat in de klei zit, bevriest en zet uit. Daardoor worden grote brokken klei in handzame kleine stukjes verdeeld. Een geweldige verbetering van de bodemstructuur. Daarom wordt vaak geadviseerd om kleigrond vóór de winter te spitten of te ploegen (als dat al nodig is): als het eens goed gaat vriezen is je bovengrond gelijk verkruimeld. Scheelt een hoop werk, als je een zaaibed maakt in de tuin.
Dat heb ik goed gezien bij de aanleg van een geluidswalletje in Leiden, langs de A44, en de nieuw aan te leggen Rijnlandroute. De grond voor de wal komt uit de sloot die er naast gegraven is, vóór de vorstperiode.
Het bodemprofiel ter plekke ziet er zo uit:
De klei onderin is nog nauwelijks aan de lucht blootgesteld en daardoor nog niet gerijpt. Er zit geen structuur in, het is gewoon één geheel. Lompe blokken klei zijn uit deze laag gegraven en op de geluidswal terechtgekomen. Het kan jaren duren voor dat een mooie bovengrond wordt.
Tenzij de vorst er overheen gaat. En de blokken in mooie kleine stukjes uiteenvallen. Wat een geluk, zo’n vorstperiode. Het zijn hoekige deeltjes. Daaraan kun je zien dat ze niet door het bodemleven gevormd zijn, maar door vorst of uitdroging. Bodemleven maakt afgeronde, kruimelige deeltjes – dat is een volgende stap in de bodemvorming.
Maar ook een grond die al wel ontwikkeld is, mèt bodemleven, wordt kruimeliger in een vorstperiode; al is het contrast ietsje minder groot.
(Nòg een weetje: Vorst wordt ook gebruikt om van afgegraven veen potgrond te maken, zie ‘doorgevroren zwartveen‘. )