
Er kwamen veel vragen, na mijn betoog Nee, lieve mensen, je hóeft je tuin niet op te hogen met compost. Beter van niet.
Ik heb daarin verteld hoe het niet moet. Dat je niet te veel compost en mest naar je tuin moet slepen, omdat je daarmee het grondwater of de sloot vervuilt. Hierbij het vervolg:
Hoe je wél kunt bemesten. Een stappenplan.
Het staat in geuren en kleuren in m’n boek Leve de Bodem! Een gezonde basis onder elke tuin, geschreven samen met Caroline de Vlaam. De korte versie volgt hier. Compact, gortdroog en informatief.
Stap 1: Wat heb je nodig?
Organische stof: dat is het zwarte goud voor je tuin. Het bestaat uit verse of verteerde plantenresten, poep en bodemleven (dood of levend). Het voedt het bodemleven èn het bevat voedingsstoffen voor je planten. Het maakt je grond kruimelig en los. Het zorgt dat water beter vastgehouden wordt. Het kleurt je grond donkerder, waardoor die in het voorjaar sneller opwarmt.
Daar wil je dus graag lekker veel van hebben.
Voedingsstoffen: daarmee moet je balanceren. Je je planten goed laten groeien, maar niet je omgeving vervuilen met een overdosis stikstof en fosfaat. Organische stof bevat voedingsstoffen. Dus je kunt niet onbeperkt met organische stof bemesten.
(Soms wil je de zuurgraad van de grond te veranderen. Daar ga ik het nu níet over hebben.)
Niet te weinig, niet te veel dus, die bemesting. Hoe doe je dat?
Stap 2. Sluit de kringloop
Mulch: leg een laagje plantenresten op de grond. Je planten staan het hele groeiseizoen organische stof te produceren. Nèt wat je grond nodig heeft. Dat kun je dus gebruiken: snoeisel, maaisel, herfstblad. Van fijne mulch leg je max. 1 cm; grove mulch kan wat dikker. Je kunt de moestuin verrijken met mulch uit de rest van de tuin.
Composteer. Als je teveel materiaal hebt om te mulchen, composteer het dan eerst, dan slinkt het volume. Houtig materiaal moet voor de moestuin sowieso eerst gecomposteerd worden.
De compost gebruik je waar je meer voeding wilt hebben, zoals in de moestuin, of bij bessenstruiken. Gebruik een halve tot een hele emmer compost per vierkante meter, als het voedingsniveau op peil is. Als je wilt verrijken, kun je dat opvoeren tot 2 a 3 emmers per vierkante meter. Het is alleen maar herverdeling binnen je tuin.
Siertuin? Dan ben je nu klaar. Bij een moestuin gaat het om productie, en je voert voedingsstoffen af bij de oogst. In een siertuin hoeven planten niet zo veel te groeien. Met een gesloten kringloop heb je in een siertuin (meestal) genoeg voeding voor je planten. Snoeisel wordt mulch, takkenril of compost. Weg met de groene kliko.
Je gaat alleen verder naar stap 3, 4 en 5 als bepaalde sierplanten tekort komen. dan wil je misschien het voedingsniveau plaatselijk verhogen. In de moestuin heb je wèl vaak meer bemesting nodig dan een mulchlaag.
Stap 3. Groenbemesters
Die kweek je in de moestuin, na de oogst, of een heel seizoen in de vruchtwisseling. De groenbemester produceert organische stof, en neemt voedingsstoffen op. Dat voorkómt dat die uitspoelen met herfstse buien. Als je de groenbemester aan het eind van de winter afknipt, afschoffelt of uittrekt, kun je er mee mulchen, of hem in de bovengrond inwerken. Dan verteert hij. De voedingsstoffen komen (deels) vrij tijdens het volgende groeiseizoen.
Welke soort? Facelia, boekweit, rogge, Japanse haver, bladrammenas en klavers worden veel gebruikt. Kijk wat in de teeltplan past. Klavers en andere vlinderbloemigen voeren stikstof aan van buiten de tuin: ze kunnen luchtstikstof vastleggen in de plant. De andere soorten houden alleen beter vast wat er al in de grond zit.
Met mulch, eigen compost en groenbemesters heb je in veel tuinen genoeg bemest. Als een groot deel van de tuin moestuin is, moet je meestal nog wat van elders laten komen. Dat is de volgende stap.
Stap 4. Organische stof, inclusief voedingsstoffen, van buiten
In de moestuin voer je met de oogst voedingsstoffen af. Die verdwijnen na consumptie in het riool. Daarvoor kun je compenseren door materiaal aan te voeren van buiten de tuin. Bv: keukenresten van groenten en fruit die je elders gekocht hebt, herfstblad, compost of stalmest.

De keukenresten worden eerst gecomposteerd of gefermenteerd (bokashi). Herfstblad kan direct op de moestuin.
Gebruik aangekochte compost en mest spaarzaam: er zitten heel veel voedingsstoffen in. BV: 6 liter groencompost, 3 liter GFT-compost, 3 liter paardenmest of 2 liter runderstalmest, per vierkante meter tuin. Gewassen die sterk groeien, zoals pompoenen en kolen, krijgen wat meer, en de kleinere gewassen, zoals peen, bietjes en peulvruchten, minder.
Zo heb je een mooie basis. Vaak is dat genoeg, soms niet. Dan ga je naar stap 5.
Stap 5. Bijsturen
Als je tijdens het seizoen ziet dat de planten niet goed groeien, kun je een beetje bijsturen. Niet alles is te regelen, maar het kan wel een beetje.
Stikstof is dé voedingsstof die het gemakkelijkst weglekt uit je tuin. Daarom is stikstof vaak het eerste waar je planten gebrek aan hebben. Je ziet dat door mindere groei, lichter groen blad en vergelen van de oudste bladeren.
Je kun plantengier maken: een flinke hoeveelheid brandnetels of smeerwortel in een emmer water laten trekken. Na 1 tot 2 weken is de gier klaar. 1:10 verdunnen, en bij je planten gieten. Stop minstens een maand voor het eind van het groeiseizoen met mesten.
Je kunt stikstof ook bijmesten met bloedmeel. Dat is een korrelmeststof gemaakt van slachtafval, met een hoog stikstofgehalte en weinig andere voedingsstoffen. Geef niet meer dan 25 gram bloedmeel per vierkante meter in één keer.
Gebrek aan magnesium komt ook wel eens voor. Dat zie je doordat de nerven van ouder blad groen blijven terwijl het bladmoes er tussen vergeelt. In dat geval kun je kieseriet toevoegen. Volg de aanwijzingen op de verpakking, aan de spaarzame kant.
Verder zie ik wel eens gebrek aan van-alles-en-nog-wat. Dat is in de loop van een paar jaar op te lossen met meer organische stof.
Dat was het hele stappenplan! Moeilijk? Mwah… Gedoe? Een beetje.
Getsie, rekenen!
Veel mensen hebben geen zin in plussen en minnen voor hun tuin. Dat snap ik. Ik ga ook liever direct naar buiten, om een schepje van dit en een handje van dat bij mijn planten te geven. Maar helaas: weten hoeveel je ongeveer bemest is nodig, als je vitale planten wilt, èn schoon water in de sloot of de ondergrond. Het valt best mee: je hoeft maar één keer een bemestingsplan te maken. Kun je járen mee doen.
Aanvoeren = uitkijken. Je tuin heeft z’n natuurlijke begrenzing. De oppervlakte is beperkt, en daardoor kun je haast niet teveel organische stof produceren om de het moestuingedeelte te voeden. Als je bemesting van buiten je tuin aanvoert, heb je die natuurlijke begrenzing niet. Dan kun je dus gemakkelijk overbemesten, als je niet oplet hoeveel je koopt of krijgt.
Gebruik mest als het nodig is, niet omdat de manege het tóch overheeft. Teveel kan kwaad: voor de omgeving, en óók voor je bodemleven en planten. Hou de boel in balans.
Ik wens je veel succes en tuinplezier!
Anne Marie van Dam

Meer uitleg over bemesten: Er staat een heel hoofdstuk over bemesten èn een hoofdstuk over composteren en bokashi in mijn boek Leve de Bodem! een gezonde basis onder elke tuin. Een beknopte, duidelijke richtlijn voor de moestuin vind je in Ecologisch tuineren voor beginners, van Velt. Voor de siertuin raad ik ook De ecologische tuin: aanleg en beheer van Velt aan. Best een dikke pil; mooi en degelijk.
Composteren en bokashi: De absolute basics van het composteren is een ander blog op deze website. Leve de Bodem!-co-auteur Caroline de Vlaam geeft een goeie online cursus over bokashi. En ze is een superdocent bij lezingen en workshops.
Op verzoek geef ik workshops en lezingen, o.a. Bemesten in de moestuin en Maak je eigen supercompost!, elk ongeveer 2,5 uur. Bekijk mijn hele aanbod.
Leadfoto volkstuinen: Gouwenaar via Wikimedia Commons (uitsnede)