Alle energie die planten gebruiken om te groeien, komt van de zon. In de zomer is er meer zonlicht dan in de winter, waardoor planten in de zomer harder kunnen groeien. Tot zover vertel ik niets nieuws.
Het verschil tussen zomer en winter is groter dan je zou denken: mei, juni en juli komt er maar liefst 10 keer zoveel zonnestraling naar Nederland als in december. De Klimaatatlas bulkt van de mooie gegevens hierover. In onderstaand grafiekje zie je de gemiddelden per maand, van 1981 t/m 2010.
Je ogen passen zich moeiteloos aan aan meer of minder licht, zodat je in december net zo goed ziet als in de zomer. Voor planten is dat anders. Ze gebruiken, bij benadering, al het licht dat ze ‘vangen’ met hun blad even efficiënt. De groei is evenredig aan de opgevangen straling van de zon. Planten kunnen dus in de zomer ongeveer tien keer zo hard groeien als in december.
Temperatuur
Dat wil zeggen: als de temperatuur optimaal is voor groei. Maar minder zon zorgt voor lagere temperaturen, in de winter. En lagere temperaturen zorgen voor minder groei. De fotosynthese, waarbij planten met zonne-energie CO2 uit de lucht omzetten in suikers, gaat bij lage temperatuur op een lager pitje door. Maar de omzetting van die suikers in nieuwe bladeren, stengels en wortels heeft veel meer last van de kou – de groei ligt daardoor bijna stil. De suikers hopen op in het blad – en dienen dan als antivries.
Onderhoud
En er is nóg een reden waarom planten in de winter niet groeien: er moet altijd energie besteed worden aan onderhoud van wortels, stengels en bladeren. Als de temperatuur laag is, is er wel minder onderhoud nodig, maar toch nog altijd wat. Bij volwassen planten kan er meer energie voor onderhoud nodig zijn dan er binnenkomt van de zon. Daardoor sterft er blad af. Bv: gras in een gazon heeft in de herfst meer blad dan aan het eind van de winter. Veel planten laten blad vallen in de herfst – hoef je het ook niet al die maanden te onderhouden. En voor een snelle start in het voorjaar leggen sommige planten reserves aan suikers (koolhydraten) aan in de zomer – in bollen, knollen en wortelstokken.
Wat kun je hier mee, voor een mooie oogst?
Op tijd beginnen. Als je planten wilt kweken voor een goede opbrengst, loont het om op tijd te beginnen in het voorjaar. Al in mei is de zonnestraling maximaal – zonde als je moestuin dan nog niet opgestart is, en het blad van je planten nog niet ontwikkeld is.
Aan de andere kant: heel vroeg beginnen, in februari, is niet altijd zinvol. Het is nog te koud om te groeien, en je mist ook niet zo heel veel zonne-energie als je nog even wacht. Binnen voorkweken kan al wel, lekker warm.
Planten met reserves geven een vliegende start. In het vroege voorjaar zijn ze het eerst, planten met reserves: bollen, knollen, vaste planten. Tuinbonen, die je al in februari kunt zaaien, hebben veel reserve in de grote zaden.
In oktober zaaien levert meestal pas in het volgende voorjaar een goede opbrengst op. In de herfst is er te weinig licht en warmte om een vol gewas te laten groeien. Groenbemesters als nateelt zaai je liefst vóór half september (daarover heb ik vroeger mijn proefschrift geschreven).
Meer weersgegevens?
Er is nog meer interessante info te halen bij de klimaatatlas. Bv. dat het in Zeeland gemiddeld ruim één graad warmer is dan in Noord-Oost Nederland, en dat er vlak aan de westkust van Nederland tot 10% méér zonnestraling binnenkomt dan in het oosten van het land. Ook kun je zien waar het meeste regen valt en waar het minst, in verschillende seizoenen. En je kunt klimaatgegevens voor het dichtstbijzijnde weerstation verzamelen. Voor recente weersgegevens (bv. neerslagkaart van de afgelopen dagen) kun je kijken op de site van KNMI, ook al zo’n mooie. Voor België vind je klimaat en recent weer op meteo.be.
Leerzaam en begrijpelijk geschreven!
Leuk om te horen, Ilse!