Bodemonderzoek voor Archeon

Archeon wilde graag de historische boomgaard beter verzorgen, zodat de fruitbomen beter tot hun recht komen in het museumpark. Daarom wilde men graag weten hoe de bodemgesteldheid is en of er bodemgebonden problemen in de boomgaard waren. Dat heb ik uitgezocht met gegevens van de bodemkaart en een veldbezoek.

Eerst heb ik op de bodemkaart gekeken

Op de digitale bodemkaart van Nederland zag ik dat Archeon in de invloedsfeer van de Rijn ligt. Via de rivier werd sediment (zand en kleideeltjes) aangevoerd, zowel vanaf de zee als stroomafwaarts met de rivier. Voor dat de rivier bedijkt werd, overstroomde de regio regelmatig. Op plekken buiten de rivierbedding is de stroomsnelheid van het water laag, waardoor zand- en kleideeltjes naar de bodem zakken. Hoe verder van de rivier, hoe fijner de deeltjes, en daardoor: hoe zwaarder de klei. Bij Archeon bestaat de bovenste kleilaag uit zware rivierklei.

Daaronder ligt veen. Vanaf 4200 jaar geleden ontstonden de strandwallen langs de Hollandse kust. Daarachter ontstond een rustiger milieu waar veen kon gaan groeien. De afstand tot de Rijn en kleinere stromen bepaalt wat voor veen er ligt: Dichterbij de rivier voedselrijk bosveen en broekveen; verder van de rivier arm veenmosveen. Dat laatste is geschikt als turf en is vrijwel geheel afgegraven. Bij Archeon ligt bosveen, in de bemonstering gevonden vanaf 100 – 110 cm diepte. Dat geeft bij verbranding teveel as. Het is niet geschikt als turf en daarom niet afgegraven.

Daarna heb ik ter plekke de grond onderzocht

De grond van de boomgaard heb ik op drie plekken bemonsterd, midden tussen de bomen, zodat  het boren niet belemmerd werd door dikke boomwortels. De boomgaard loopt aan de oostkant af naar de sloot; bemonstering 3 ligt daardoor zichtbaar lager dan 1 en 2. Het bodemprofiel heeft op deze die plekken dezelfde opbouw, hoewel de dikte van de lagen verschilt. De bodemlagen zijn weergegeven in de tekening.

De bovenste laag is zavel; een grondsoort die zich qua zwaarte en deeltjesgrootte bevind tussen zand en klei. De zavel bestaat uit zanddeeltjes (>0,05 mm), gemengd met fijnere deeltjes: silt (0,002 – 0,05 mm) en lutum (<0,002 mm). Daaronder bevindt zich een zandlaag. Daaronder ligt een laag humeuze zware klei, zeer donkerbruin gekleurd door het hoge organische stofgehalte. Daaronder begint veen; het is zwart en deels veraard tot bodemorganische stof. De oorspronkelijke plantendelen zijn nog hier en daar herkenbaar. Veraarding treedt op wanneer veen blootgesteld wordt aan de lucht – dat is hier dus niet al te lang geweest voor het veen afgesloten werd door een kleilaag er boven op.

Daarnaast is aangegeven op welke diepte roestkleurige vlekken te zien zijn in het profiel. Die zitten in de zone die wisselend onder en boven water staat: tussen de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) in de zomer, en de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) in de winter. De GHG varieert van 25 tot 40 cm en de GLG varieert van 85 tot 100 cm.

En dan de informatie geïnterpreteerd

De kleilaag en de veenlaag staan ook op de bodemkaart. Het zand en de zavel zijn blijkbaar later aangevoerd, bij aanleg van het museumpark. Op basis van de gevonden bodemlagen heb ik uitgezocht hoe geschikt de grond is voor fruitteelt, en of er belemmerende factoren zijn. Daarbij kijk ik ook naar de bodemstructuur en de overgangen tussen de bodemlagen. De conclusie: er zijn geen bijzondere bodemgebonden problemen, prima boomgaard-grond.

Tegelijkertijd heeft een fruitbomendeskundige de conditie van de bomen bekeken en advies gegeven voor het snoeien.

De boomgaard
Roestkleur in het zand bij de overgang naar de zware klei – een teken dat hier het water niet gemakkelijk wegzakt.
Vaardigheden

Gepubliceerd op

5 juni 2020

Reactie verzenden

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Tips en artikelen ontvangen?

Tips en artikelen ontvangen?

Ontvang blog en aankondigingen in je mailbox

Bedankt voor je aanmelding!